Dit blijkt uit een onderzoek van Paula Breuning en Piet Bakker. Zij analyseerden de markt – op basis van cijfers uit het verleden – en rapporteren daarover op de site van het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek (SVDJ).
Het bereik van huis-aan-huisbladen is groot. Zo bleek in 2007 uit een onderzoek onder alleen de Wegenertitels al dat ruim 80% van de mensen in het afzetgebied in dat jaar een huis-aan-huisblad had ingezien, terwijl een gemiddeld nummer door 68% werd ingezien. Deze cijfers zijn vergelijkbaar met de cijfers van het NOM-onderzoek uit 2014. Ruim 90% van de ondervraagden zegt “wel eens” een huis-aan-huisblad te lezen. Het gemiddelde bereik van een huis-aan-huisblad is 62%. Dit komt neer op ruim acht miljoen mensen. Uit het onderzoek blijkt ook dat zelfs mensen met een nee/nee-sticker op de brievenbus toch nog redelijk vaak een huis-aan-huisblad onder ogen krijgen. Zo wordt bijna een kwart van hen (24%) toch bereikt.
Met het stijgen van de leeftijd stijgt ook het aantal keren dat het huis-aan-huisblad wordt ingekeken. Jongeren tot 25 lezen meestal maar één van de zes laatste exemplaren, zo’n 25% leest ze bijna allemaal. De 50-plussers lezen vrijwel alle nummers van het huis-aan-huisblad. Gemiddeld leest ruim 60% van de mensen een huis-aan-huisblad. De groep onder de 35 jaar zit onder dat gemiddelde (bij 13- tot 17-jarigen gaat het om 35%) en ouderen zitten daar boven. Van de 65-plussers leest gemiddeld bijna 80% het huis-aan-huis blad. Ook blijkt uit het onderzoek dat de huis aan huis bladen door alle welstandsklassen gelezen worden. Het bereik in de drie hoogste welstandsklassen ligt net onder de 60%. Van de twee laagste wordt bijna 70% bereikt. Huis-aan-huisbladen worden relatief vaak gelezen in het noorden van het land. Daar is het 72%. In de drie grote steden waar veel nee/nee-stickers zijn, ligt het bereik op 49%. In stedelijke gebieden is het bereik lager (57%) dan in landelijke gebieden (68%).
Lees het verslag op de site van SVDJ.